Het is een zonovergoten weekend in maart, en Nederland staat op de drempel van een intelligente lockdown. We zien talloze beelden van mensen in zonnige parken voorbijkomen: kletsende wandelaars, hangende jongeren en sportende bootcampers. Van alle kanten wordt er verontwaardigd gepost en getwitterd: doe dit nou niet, we moeten anderhalve meter afstand houden! Als resultaat volgen er nog meer beelden van relaxte mensen in parkjes. Dit lijkt onlogisch maar dat is het niet: onbedoeld gaven we elkaar de verkeerde boodschap.
Een zichzelf vernietigende boodschap
Zie je op social media drommen mensen een frisse neus halen, dan zeg je eigenlijk: ga maar naar buiten, want dat doet iedereen. Dit is het principe van sociale bewijskracht: we doen wat we anderen zien doen. Laten zien wat je niet moet doen is dus een zichzelf zelfvernietigende boodschap.
Het kabinet was dan ook aan het zoeken naar de juiste woorden. Op 23 maart deelde Premier Rutte complimenten uit aan Nederlanders die zich aan de regels hielden, maar waarschuwde ons ook. Dat deed hij met een gedetailleerde beschrijving van overvolle parkeerplaatsen waar mensen tegen elkaar opbotsen. Hij wees onbedoeld de weg naar de parkeerplaats.
Het brein als vluchtsimulator
De oplossing voor dit dilemma is simpel: pas dezelfde principes toe, maar dan andersom. Ons brein is een soort vluchtsimulator. Uit onderzoek blijkt dat als we een situatie in ons hoofd al doorlopen hebben, we er in de realiteit naar gaan handelen. Brandweermannen maken hier gebruik van: ze vertellen elkaar in geuren en kleuren wat ze hebben meegemaakt. Zo leren ze over gevaarlijke situaties. Je hoeft het niet zelf te hebben meegemaakt om ervan te leren. Als het geschetste scenario herkenbaar is en je je ermee kunt identificeren, pakt het brein de boodschap uitstekend op.
Invloed hebben met je verhalen?
Laat jouw publiek de juiste simulatie doorlopen
Zorg er dus voor dat je jouw publiek de juiste simulatie laat doorlopen. Ben je verantwoordelijk voor de digitale veiligheid in jouw organisatie? Dan helpt het niet om te zeggen ‘Niemand is aan het updaten, dat maakt ons kwetsbaar voor hackers!’. Je kunt het honderd keer herhalen maar het zal niet werken. Sterker nog: er kunnen zelfs klachten binnenkomen. ’Sta ik te presenteren, gaat mijn laptop een verplichte update draaien! Kan dat niet even op een ander moment?’.
Je kunt beter vertellen dat veel mensen hun updates direct na het weekend installeren en dat ze daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan de veiligheid. Dan maak je positief gebruik van het principe van sociale bewijskracht. Je kunt ook een concreet voorbeeld geven: ‘Joan heeft een alarm gezet. Iedere maandag gaat het vlak voor de lunch af en klikt ze op het icoontje voor de updates. Als ze terugkomt van haar lunchwandeling is alles geïnstalleerd en hoeft ze alleen haar laptop nog maar op te starten’. Het is een herkenbaar scenario, en je luisteraars doorlopen de stappen in hun hoofd. Hoe concreter, hoe beter.
Een lesje storytelling
Op de persconferentie van 23 maart kwam veel kritiek: het was te abstract, te negatief en te ingewikkeld. Gelukkig leert het kabinet gaandeweg ook in beelden praten. Minster Hugo de Jonge liet op 31 maart zien hoe het ook kan, hij vertelde dat we dit alleen samen kunnen doen. Vervolgens liet hij ons door een herkenbare situatie lopen:
“Het kan ook klein: even een telefoontje plegen, even zwaaien naar de buurvrouw door het raam, maar we houden afstand, altijd die anderhalve meter.”
Door dit soort vluchtsimulaties pikken we de boodschap eindelijk op. Op social media worden we inmiddels overspoeld met beelden van lege stranden en parken. Op straat spreken we elkaar openlijk aan op riskant gedrag. En in de kranten lezen we dat een overgrote meerderheid van de Nederlanders zich aan de verplichte anderhalve meter afstand houdt. Een mooi resultaat, en een lesje storytelling voor ons allemaal. Want je collega’s en je kinderen doen niet alleen wat je zegt, ze doen vooral wat je ze laat zien.