Minister Bruno Bruins staat in de Tweede Kamer, vak K. Hij wordt bevraagd over de aanpak van de coronacrisis als hij in elkaar zakt. De reacties die volgen zijn opvallend warm. Ook na zijn aftreden: ‘Ik ken de beste man niet, maar hij lijkt me wel sympathiek’, ‘Hulde dat hij juist nu deze post niet onbemand wil laten’, ‘Heel veel dank voor uw tomeloze inzet’.
Het woordje respect raakt bijna versleten, zo vaak wordt het genoemd op LinkedIn. Een enkele mopper wordt overstemd door golven van begrip. In de kamer, in de pers en op social media is er een gevoel van verbondenheid ontstaan met de staatsman die zijn rol moet neerleggen. Binnen een paar dagen werd Bruins een relatable hero.
Wat is een held?
In 1949 schreef Joseph Campbell ‘The Hero with a Thousand Faces’, een intrigerende studie naar een patroon dat terug te vinden is in verhalen van over de hele wereld. Dat patroon noemt Campbell de heldenreis. Iemand komt in een situatie die iets nieuws vraagt, kan van alles zijn. Eerst heeft hij niet in de gaten dat er stront aan de knikker is en heeft andere leuke dingen te doen, maar op een gegeven moment kan hij er niet meer onderuit.
Er is een nieuwe wereld die de held binnen moet gaan. Eentje met onbekende tegenstand, waar het karakter van de held getest gaat worden, waar draken verslagen moeten worden in donkere grotten. En nu valt een draak ons aan. Een draak in volle glorie en we weten nog niet hoeveel koppen die heeft. En of er niet meerdere koppen terug gaan groeien als we er eentje afhakken.
De essentie van heldendom
De heldenreis is vaak een verfijnde, menselijke reis. Homerus laat Odysseus jaren en jaren zwerven. Maar een heldenreis kan ook kort zijn: na de vuurproef volgt de beloning voor de held. En dat is meestal geen gouden medaille. Het is vaker nieuw inzicht, een lesson learned.
Een heldenreis is in essentie de vorm waarin mensen leren over wat het is om mens te zijn. Alle verhalen die ons ten diepste raken gaan niet over succes, maar over wie we in werkelijkheid zijn en hoe we kunnen groeien als mens. En daar hoort ook kwetsbaarheid of falen bij. Dat is wat Joseph Campbell ons leert in zijn veel geciteerde werk. Grote Hollywoodfilms zoals Star Wars zijn op de blauwdruk van de heldenreis gemaakt, maar ook het verhaal van Mozes volgt deze stappen. Campbell heeft dan ook geen uitvinding gedaan maar een principe dat al sinds mensenheugenis bestaat, zichtbaar gemaakt.
Helden met een weeffoutje
Helden met een weeffoutje in het karakter raken ons meer dan superhelden. Mensen zijn niet óf sterk óf zwak. Scenarioschrijvers geven helden dan ook graag een klein gebrek mee. Dat wint onze sympathie. Zo’n relatable hero zit namelijk in een rol die we zelf zouden kunnen hebben. Hij maakt door wat wij zelf doormaken. En wij zijn ook niet zo perfect, dus wij kunnen ook een held zijn.
Hoe is het te verklaren dat we minder meeleven als iets perfect is en worden meegesleept als het kwetsbaar en herkenbaar is? In de oeroude reis van de herkenbare held schuilt de kracht van identificatie.
Onze hersenen spiegelen de ander
Begin jaren negentig doen neurowetenschappers in Parma onderzoek bij makaken. Als éen van de wetenschappers een nootje van de apen opeet (net mensen, die wetenschappers) ontdekken ze dat de hersenen van de makaken hierop reageren alsof ze zélf een nootje oppakten en opaten. Dit bleek bij mensen hetzelfde te werken en zo zijn spiegelneuronen ontdekt.
Onze hersenen spiegelen die van de ander. En dat werkt soms redelijk precies. Je zit lekker te eten en iemand gaat een smerig verhaal vertellen? Als je spiegelneuronen werken, schuif je je bordje bonen van je af.
Voelen wat de ander voelt
Dit verklaart ook waarom we ons in een ander kunnen verplaatsen. Mits we onszelf in de ander kunnen herkennen. Ik zal me minder snel identificeren met een Arabische oliesjeik die een harem heeft, dan met mijn buurvrouw. Tenzij die Arabische oliesjeik dichtbij mij is gebracht doordat een slimme verteller mij wat details over hem heeft gegeven. Bijvoorbeeld dat zijn vader hem heel hard in zijn arm kneep als hij vroeg mag een vriendje komen spelen en dat hij dan niet mocht huilen als hij moest huilen. En dat zijn moeder hem aan z’n oorlel trok als hij zijn spruitjes niet op wilde eten. De oliesjeik is wat dichterbij gekomen. We kunnen ons beter in hem verplaatsen.
We identificeren ons dus met herkenbare helden. We willen weten hoe het verder gaat met ze. We gaan ze volgen, juichen ze van binnen toe en leven met ze mee. Als je de reacties leest op het nieuws over Bruins, dan twijfel ik er niet aan: wij zijn met de minister mee op reis gegaan in een nieuwe, onbekende wereld. En als Bruins door de knieën gaat, gaan wij ook even door de knieën. En zo werd hij een relatable hero.